Expertartikel: Joop de Vries over macro economische oriëntatie in onze opleidingen

Door: Joop de Vries
drs. J.G.M. de Vries is directeur van Onderwijsbureau Exsultet, auteur en financieel trainer bij onder meer NIVE Opleidingen

Inleiding
In de door NIVE Opleidingen aangeboden opleidingen en cursussen wordt er meermaals aandacht besteed aan het verwerven en toepassen van bedrijfseconomische kennis en modellen toegespitst op de  bedrijfsomgeving van de deelnemers. Daarbij sluiten de docenten de ogen niet voor de actualiteit als zich daarin uitzonderlijke ontwikkelingen voordoen. En die zijn er, in alle hevigheid! Zij lijken op weg te zijn om de welvaart en welzijn van menig burger en bedrijf diep in het hart te raken. Daarom is enige reflectie op de vigerende macro-economische en monetaire begrippen, èn hun invloed op de eigen bedrijfsvoering  een nuttige exercitie  en  welkome aanvulling op onze trainingen. 

Conjunctuur
Begrippen die thans domineren in de economische berichtgeving  zijn onder meer conjunctuur en structuur.  Begrippen die beschouwd kunnen worden als de keerzijden van de zelfde medaille, namelijk de economie  die  vanuit twee perspectieven benaderd kan worden. Het eerste perspectief is de vraagzijde of bestedingenkant. We spreken dan van conjunctuur. De conjunctuur schetst de toe- en afnemende economische bedrijvigheid als gevolg van de vraag naar goederen en diensten. Deze vraag stevent in rap tempo  af op een recessie of nog erger een depressie. Recessie of laagconjunctuur impliceert een fundamentele terugval van economische groei. Een economische depressie is nog ernstiger omdat de economie  krimpt, dan wel een langere periode van negatieve groei kent. De winsten staan onder druk. Ontslag en faillissement volgen; inkomens dalen waardoor er nog minder bestedingen zijn. De economie zit in een negatieve, conjuncturele spiraal. 

Recessie en depressie gaan gepaard met conjuncturele werkloosheid,  dalende rentetarieven en afnemende prijzen (deflatie). De huidige, economische toestand laat echter zien dat de stagnerende economie gepaard gaat met tegengestelde ontwikkelingen, namelijk met torenhoge prijzen (inflatie)  en snel stijgende  rentes. En dat is hoogst ongewoon! Daarom spreken we thans van een stagflatie-economie: een combinatie van de eerder genoemde recessie en depressie en buitensporige prijsstijgingen.  De Europese Centrale Bank (ECB) streeft naar een inflatie van gemiddeld 2%. Inmiddels lijkt de huidige inflatie de 10% gepasseerd te zijn gepasseerd. Dat is een procentuele stijging van (10% – 2%) / 2% = 4 ofwel 400%! Dat zijn Zuid-Amerikaanse taferelen.      

Structuur
Maar er is nog veel meer aan de hand. De economie kan ook benaderd worden vanuit de aanbodzijde of structuurkant. Met economische structuur wordt onder meer bedoeld de kwantitatieve en kwalitatieve beschikbaarheid van personeel en de aanwezigheid van geavanceerde, duurzame productiemiddelen. Wat nu blijkt, is dat in diverse sectoren werkgevers  – denk bijvoorbeeld aan trein- en busverkeer of de horeca – moeten soebatten om personeel. Er is een schrijnend tekort aan geschoolde en ongeschoolde werknemers. En dat is een economische paradox: enerzijds is er door de conjuncturele krimp meer werkloosheid met als gevolg een ruime arbeidsmarkt. Anderzijds is er tegelijkertijd in een aantal sectoren een schrijnend tekort aan personeel, dan wel een krappe arbeidsmarkt. Arbeidsvraag en arbeidsaanbod sluiten dus niet of onvoldoende op elkaar aan. Er zijn fricties op de arbeidsmarkt die voor een niet onbelangrijk deel veroorzaakt worden door een falend onderwijs- en inkomensbeleid. Ook is er onvoldoende oog voor meervoudige waardecreatie en een duurzame bedrijfsvoering.      

Vraag – en aanbodinflatie
Als er in de media gesproken wordt over inflatie wordt meestal de vraag-, bestedings- of prijsinflatie bedoeld. Deze vorm van inflatie ontstaat als de vraag groter is dan het aanbod. Denk daarbij aan de excessieve prijsstijgingen in de huizenmarkt. De oorzaak van deze inflatievorm zit in de conjunctuur van de economie. 

Aanbod- of kosteninflatie ontstaat daarentegen aan de structuurzijde van de economie. Bij deze vorm van inflatie stijgen de prijzen doordat de productiekosten steeds hoger worden. Die prijsstijgingen worden meestal geheel of gedeeltelijk doorberekend in de verkoopprijzen. Dat is het geval als de prijzen van arbeid,  grondstoffen en energie stijgen. Als dat niet of in onvoldoende mate lukt, ligt faillissement in het verschiet, zoals in de glastuinbouw en fabrieken met hoge stookkosten als steen- en aluminiumfabrieken.

Structurele inflatie
Structurele of seculaire inflatie is een vorm van inflatie die het gevolg is van massale  uitgifte van papiergeld. Er ontstaat dan een toename van de geldhoeveelheid die geen gelijke tred houdt met de economische activiteiten. Deze vorm van inflatie kan ook geduid worden als monetaire inflatie die te wijten is aan buitensporige kredietverlening van banken aan particulieren en bedrijven. Er wordt dan zoveel geld de economie ingepompt wat niet meer kan worden  terugverdiend. Er is sprake van een gevaarlijke luchtbel die vroeg of laat uiteenspat. 

Importinflatie
Importinflatie is het gevolg van buitenlandse prijsstijgingen van onder meer energie, delfstoffen en agriproducten. Producten waarvan Nederland afhankelijk is. Het mag duidelijk zijn dat de Nederlandse overheid ertoe  heeft bijgedragen  dat ons land op het gebied van primaire basisgoederen kwetsbaar is geworden. Zo heeft de staat grof geld verdiend aan de gaswinning in Groningen door grote hoeveelheden ervan te exporteren. Beter zou het geweest zijn reserves aan te houden. Nu is Nederland afhankelijk van buitenlandse energiebronnen. Import van energie is dan ook een van de grootste boosdoeners van de huizenhoge inflatie.       

Autonome inflatie
Een sluipvorm van inflatie is de zogeheten autonome inflatie. Een prijsstijging die nòch haar oorsprong ontleent aan de conjunctuur van de economie nòch aan de structuur ervan. We spreken in dit geval meestal van overheidsinflatie of belastinginflatie. Het is een vorm van inflatie die in de toekomst sterk zal toenemen omdat de overheid kampt met begrotingstekorten en een toenemende staatsschuld met als gevolg steeds meer aflossings- en renteverplichtingen.  

Kortom
Veel van de NIVE-trainingen blijven primair bedoeld deelnemers afdoende toe te rusten met kennis en aspecten die voor hun beroepsuitoefening en loopbaan van belang zijn. Om de blik buiten de eigen bedrijfsmuren echter open te houden en de economische ontwikkelingen daarin adequaat te kunnen begrijpen, beogen de trainingen ook een relevante correlatie te leggen met de onstuimige macro – en monetaire economie waarin veel bedrijven het hoofd boven water moeten zien te houden.